Vaak zeg je dingen die men niet letterlijk moet begrijpen, maar figuurlijk. Dat betekent dat deze zinnen een andere betekenis hebben dan de betekenis van de aparte woorden bijeen genomen.
Wanneer je iets zegt wat men niet letterlijk moet begrijpen, gebruik je vaak zegswijzen of spreekwoorden.
Er is een verschil tussen deze twee.
Spreekwoorden hebben een vaste vorm. Je kan het onderwerp niet vervangen door een ander onderwerp, en je moet dus ook de persoonsvorm niet gaan aanpassen. Een spreekwoord heeft altijd de vorm van een mededeling. Een spreekwoord drukt steeds een 'levenswijsheid' uit.
Een voorbeeld van een spreekwoord is: "Na regen komt zonneschijn."
Zegswijzen zijn ook zinnen, maar in deze zinnen kan je wel het onderwerp en de werkwoordsvorm aanpassen. Ze zijn dus niet onveranderlijk.
Een voorbeeld van een zegswijze is: "Hij viel met de deur in huis."
Hieronder vind je enkele oefeningen op spreekwoorden en zegswijzen.
Oefening 1: quiz
Oefening 2: spreekwoorden en zegswijzen met dieren
Oefening 3: verbind de spreekwoorden met hun betekenis
Oefening 4: kruiswoordraadsel
Wanneer je iets zegt wat men niet letterlijk moet begrijpen, gebruik je vaak zegswijzen of spreekwoorden.
Er is een verschil tussen deze twee.
Spreekwoorden hebben een vaste vorm. Je kan het onderwerp niet vervangen door een ander onderwerp, en je moet dus ook de persoonsvorm niet gaan aanpassen. Een spreekwoord heeft altijd de vorm van een mededeling. Een spreekwoord drukt steeds een 'levenswijsheid' uit.
Een voorbeeld van een spreekwoord is: "Na regen komt zonneschijn."
Zegswijzen zijn ook zinnen, maar in deze zinnen kan je wel het onderwerp en de werkwoordsvorm aanpassen. Ze zijn dus niet onveranderlijk.
Een voorbeeld van een zegswijze is: "Hij viel met de deur in huis."
Hieronder vind je enkele oefeningen op spreekwoorden en zegswijzen.
Oefening 1: quiz
Oefening 2: spreekwoorden en zegswijzen met dieren
Oefening 3: verbind de spreekwoorden met hun betekenis
Oefening 4: kruiswoordraadsel