onvoltooid toekomstige tijd

Vul de zinnen aan door de werkwoorden tussen haakjes in de onvoltooid toekomstige tijd te zetten.
1. Jan morgen naar Marie . (komen)
2. Volgende week ik het huis . (poetsen)
3. Mieke goed , want ze wil een goed rapport. (studeren)
4. je morgen ook ? (helpen)
5. Jullie veel boeken dit jaar. (lezen)
6. William en Kate volgende week op vakantie . (vertrekken)
7. Ze een kaartje . (sturen)
8. Wij ze heel hard . (missen)